Overige publicaties


De laatste maanden ben ik aan het toeren door Nederland met een voorstelling.

Ik heb me een aantal jaren geleden een bestelwagen aangeschaft. Pijnhouten vloertje in gelegd, Strak in de vernis. Een paar kratten met bestek en levensmiddelen, een stapel slaapzakken en wat zelfopblaasbare matrasjes, alles met snelbinders aan de wanden vastgemaakt, gasbommetjes met een campingvuurtje onder de zetels gemikt en klaar! Sindsdien combineer ik mijn werk met kamperen. Op tournee, geen hotels meer voor mij! Geen veel te warme kamers met ramen die niet open kunnen, of wel open kunnen maar dan krijg allemaal geluiden binnen die je niet gewend bent en waar je van wakker schrikt. Geen veel te zachte kussens meer waar je hoofd zo diep in wegzinkt dat je neus wordt dichtgedrukt en je er niet meer door ademen kan. Niet meer die vergeefs geschrobde kamers waarin je blijft voelen dat iedereen het daar het hele jaar door met elkaar heeft liggen doen of aan zichzelf heeft lopen plukken terwijl het pornokanaal op stond. Gedaan! Ik ben d’r klaar mee! In plaats daarvan zoek ik nu op Google Earth waar de natuurgebieden liggen in buurt van de steden waar ik moet spelen. Ik zet m’n bus op een parking aldaar en leg me te ruste in de natuur, bij de wind en de takken, het ijs op de sloten, de flarden mist en de maan.  Over het hoofd zag ik daarbij: het Nederlandse politieapparaat. Een absurd efficiënte organisatie. Hoe ze het doen weet ik niet. Ze moeten met waanzinnig veel zijn, want ik werd zo vaak gecontroleerd dat ik ze op den duur vroeg: kan je niet gewoon mijn speellijst in jullie computer zetten, of een melding: dat die blauwe bus met die Belgische nummerplaat dat is een acteur op tournee, een hard werkend gezinshoofd, dat een eerlijke boterham probeert te verdienen in een kapotbezuinigde sector. Ik zag sommige oudere agenten wel beschaamd wegkijken maar die speellijst! Daar diende hun computer niet voor. Dus moest ik blijven rekening houden met dat akelige gebonk midden in de nacht, op de wanden van het busje. Aufmachen! Bollen licht van sterke zaklampen, dansend op de gordijntjes van de achterdeur. En het licht nasale geroepen. ‘Politie meneer! Wilt U naar buiten komen alstublieft!’ Je dood houden helpt niet ‘Wij weten dat U zich binnenin bevindt!’ ‘Jaa jo! Rustig. Geef me effe …’   Moet je je slaapdronken uit je slaapzakken wringen;  de schuifdeur open trekken; als een alikruikje, buitel je naar buiten, en dan sta je daar in je boxershort met je spierwitte benen en droge knieën in iets tussen mist en motregen, op een plein met vierduizend lege parkeerplekken van bijvoorbeeld het recreatiegebied bij het Sneekermeer. Ijzige wind, half februari en tegen het vriezen aan. De koplampen van de politiecombi, het zoeklicht op het dak, de pillampen in de handen van de agenten, allemaal op jou gericht.

‘Mogen wij u vragen wat u hier doet meneer!?’    

Dus ik leg dat dan uit wat ik uit te leggen heb, met een oog dicht geknepen in al dat licht. En het is allemaal goed. Ik pleeg geen misdaad. Ze mompelen als een excuus iets over Hongaren in busjes met Belgische nummerplaten vol gestolen waar. Daarna nemen we afscheid; kan ik de slaap niet meer vatten en ga nog uren liggen lezen. Wat ook leuk is.     

Een aantal uren daarvoor stond ik nog minzaam lachend applaus en bloemen in ontvangst te nemen. Ik verander dus in geen tijd van gevierd acteur in een zwerver, een outlaw, een rare snuiter.

Wie ben ik!?